Excursies in Lapland
Nadat we geland waren op het vliegveld in Finland werden we verder vervoerd door een bus. De...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Helsinki
(Finland)
, B. Noordkaap
(Noorwegen)
, C. Oslo
Periode: augustus 2012
Vervoer: Boot en auto
Accommodatie: Kampeerhutten
Organisatie: Buro Scandinavia/Buro Britain
Onze zomervakantie besloten we niet door te brengen op een warm strand, maar in het hoge noorden. Dat was weer eens wat anders, zo dachten wij. We namen de boot vanaf Kiel (Duitsland) naar Göteborg, waarna we eerst de Zweedse natuur ontdekt hebben, voordat we de oversteek maakten naar Finland. Via Helsinki bereikten we de eerste serieuze stop tijdens de reis; het dorp van de Kerstman. Dit dorp, gelegen op de poolcirkel, was geheel ingericht om geld uit je zak te kloppen. Er stonden wel leuke huisjes, vooral hoorde je kerstmuziek en om de een of andere reden vond ik dat best leuk in augustus. We gingen op audiëntie bij de Kerstman en konden die foto voor een fors bedrag kopen. Verder vonden we in het dorp het postkantoor van de poolcirkel, veel souvenirshops en een dame die aanbood dat we voor 5 euro per persoon naar haar rendieren mochten kijken. Dat leek ons geen goede deal: die dieren gingen we nog wel zien namelijk.
Direct de volgende dag was het raak. We naderen de Fins-Noorse grens vrij snel en het viel ons op dat overal door het hele land borden “pas op voor overstekende rendieren” stonden, maar nergens zo weinig als hier, waar ze ook daadwerkelijk overstaken. Want dat deden ze. Waar we eerder nog vreselijk veel moeite deden om er 1 te zien, waren ze nu moeilijk te missen. Letterlijk, want we moesten vol in de ankers om er niet 1 aan te rijden.
We hadden het plan opgevat om in Finland nog even te tanken, dat scheelde goed 35 cent per liter namelijk. De Noorse grens was er echter iets eerder dan gedacht dus misten we net het tankstation dat naast het douanehuisje zat. We mochten gelijk doorrijden naar Noorwegen van de douanier. Hier zijn we snel weer omgekeerd om als echte Hollanders nog even goedkoop te tanken. Opeens was de zelfde douanier een stuk minder relaxed. Hij hield ons staande en vroeg of we iets aan te geven hadden en wat we kwamen doen. Hij vroeg het bekende rijtje alcohol, medicijnen, drugs (wat ik verstond als “rocks”, stenen dus) of wapens. Na dit alles met nee te hebben beantwoord (liter Bacardi, 6 steakmessen en een slagersmes even vergeten) mochten we door, tanken. De 3e keer mochten we het huisje zonder problemen passeren.
Eenmaal in Noorwegen veranderde het landschap eigenlijk best snel. Het werd wat meer heuvelachtiger en meer waterig. We reden snel door naar de Noordkaap, onder meer door een tunnel, waar we moesten wachten tot een rendierenkudde er doorheen was. Gewoonste zaak van de wereld daar blijkbaar. De dame bij de receptie had ons al uitgelegd dat het voor de Noordkaap goedkoper was om 1 dagkaart te kopen en daarna lid te worden van The Royal North Cape Club, dan 2x losse tickets te kopen. We maakten foto’s van de lucht, de wereldbol, elkaar en helaas vooral van de wolken. Ook zagen we een mooie film over de Noordkaap en het noorderlicht. Vervolgens liepen we door naar the Kings View, hét uitzichtspunt voor de zonsondergang. Helaas zat dat zat er door de bewolking niet echt in.
De volgende ochtend stond voor ons de Bird Safari op het programma. Ruim op tijd kwamen we aan in een klein plaatsje bij het water (ik telde niet meer dan 15 huisjes en even zoveel bootjes). De boot vertrok in de mist maar we zagen al snel dat boven het water, het verrassend open was. Al snel werden de eerste papegaaiduikers, Jan van Genten en zeearenden gespot. Onderweg zagen we zelfs nog zeehonden waarvan een groot deel lekker lag te chillen op een eiland en een aantal nieuwsgierig kwam kijken wat wij aan het doen waren.
Na de boottrip kwamen we op het idee om de icebar te bezoeken die bij de Noordkaap zat. Daar aangekomen zagen we dat er net weer een cruiseschip aangekomen was, dus het was erg druk in het kleine plaatsje. Bij de bar zelf viel het mee. We kregen een soort gevoerde poncho om gehangen tegen de kou en stapten een ruimte binnen die het meest leek op een koude kamer/vriezer. Hier zagen we een bar van ijs, een iglo, zithoeken van ijs en ook statafels van ijs. We haalden een glaasje sap en kregen daar dan ook een glas van ijs bij. Een erg aparte ervaring. Ik dook nog even de iglo in, vond ik leuk, en maakte daarna een praatje met een medewerker van de bar. Hij vertelde ons dat het nu erg rustig was, maar er soms rijen staan tot de andere kant van de straat. Maar dat zijn dan geen Duitsers, dat vond hij gierige smeerlappen.
Wederom ruim op tijd waren we bij het startpunt van de King Crab safari. We kregen een pak en wat instructie en stapten in een speedboot, waar wij uiteraard heel prominent de plekken voorin innamen. En dat hebben we geweten. 65 kilometer per uur lijkt niet zo hard, maar zittende op een luchtkussen in een pak dat mijn mannelijkheid afknelde (het zat wat krab zegmaar) was dat toch genoeg om mij meerdere malen door de lucht te laten vliegen. Na een tochtje van 20 minuten hield het bootje stil bij een boei. Na 40 meter touw binnen gehaald te hebben, volgde er een kooi met beesten erin. Het laatste stukje hijsen was alleen weggelegd voor sterke mannen, dus werden we weer ingeschakeld om te tillen. Er zat een stuk of 15 krabben in de kooi, waarvan er een aantal uit gehaald werd. De rest ging terug. We maakten wat foto’s en zetten vervolgens koers naar een tent waar de krab op traditionele wijze werd bereid en daarna opgediend.
Toen we weer vertrokken waren naar het zuiden klaarde de lucht weer wat op. Dat bood hoop voor de walvissafari die we zouden maken. Een Italiaanse mevrouw bij de receptie van het walvismuseum wist me te vertellen dat de dag bestond uit een tour door het museum en daarna eventueel de boottocht. Eventueel? Ja, de kapitein had nog niet besloten of het door kon gaan, dus dat moesten we nog maar afwachten. Mooi systeem… De tour was matig boeiend. We leerden hoe we de verschillende soorten konden herkennen en dat mannetjes potvissen altijd alleen leefden, en soms met z’n tweeën. Ik durfde niet te vragen of ze in dat laatste geval dan homoseksu-whale waren. Tegen het eind van de tour kregen we het verlossende woord: we zouden gaan varen. Wel kregen we het dringende advies ons erg warm aan te kleden. De zee was vrij ruw en het was best fris. Hoewel iedereen bij het inchecken een pil tegen zeeziekte kreeg, hing binnen no time de helft van de boot over de reling.
Het duurde zo’n 3 uur voor we de eerste walvis zagen. We gingen langzaam dichtbij varen en zagen dat het om een potvis ging. Een mooi beest, groot ook. Hij spuugde nog een aantal keer wat water in de lucht en haalde adem voor zijn duik. Deze duik (over het dek luid aangekondigd met “Dive!”) ging gepaard met het afzetten met de staart, die boven water kwam. Dit zelfde ritueel herhaalde zich later bij een andere potvis, die we op zo’n 20 meter van de boot hadden. Erg tof om te zien!
Enkele dagen later hadden we weer een mooie excursie op het programma staan. We zouden per RIB-boot de Lofoten gaan bekijken. We kregen een volledige uitrusting aan, bestaande uit een floatsuit, zwemvest en bril tegen de wind en stapten in bij een kerel die er wat apart uit zag. Hij bleek Jim te heten en een hele goede gids te zijn. Na 17 jaar kustwacht voer hij nu al 7 jaar met deze bootjes en dat leek hij erg leuk te vinden. We kregen de vereiste veiligheidsinstructie, leerden dat het bootje 630pk had en snelheden tot 100km/h kan halen. Maar volgens Jim gingen we dat niet…de hele tijd.
Toen iedereen goed zat konden we vertrekken. Eenmaal uit de haven werd de snelheid wat opgevoerd en scheerden we met een forse snelheid over het water tussen de vele eilandjes, de hoge bergen, de fjorden en de mooiste stranden ter wereld. Dat laatste waren de woorden van Jim. Die konden we prima verstaan omdat op sommige locaties de boot stil gelegd werd om een verhaal te vertellen. En dat deed Jim eigenlijk erg goed. Ook het varen leek hij leuk te vinden want hij ging een stuk speelser met zijn boot om dan zijn collega in de andere boot. We zaten goed dus.
Het was al tof dat de boot hard ging, maar ook de omgeving was geweldig. De vele kleine eilandjes, sommige met van die kneuterig ogende huisjes er op, waren schitterend om te zien. Vooral ook omdat het weer voor de verandering eens mee zat. Het was helder en droog. We hoorden verhalen over het nabijgelegen fjord, waar gezichten op de wanden te zien zijn en jaren geleden een ware visoorlog woedde, de eilandjes, de mensen die er op wonen en het gebied in het algemeen.
Later die week besloten we de een stuk te wandelen in de Lofoten. Wat navraag in de omgeving leerde ons dat de hoogste berg van het eiland beklommen kon worden: de Matmora, een puist van 788 meter hoog. We reden naar de parkeerplaats (zeeniveau) en liepen tussen de schapen door richting berg. We werden wat raar aangestaard, alsof ze niet begrepen wat we kwamen doen. Daar viel wat voor te zeggen, want een grandioos uitzicht gingen we met deze mist niet vinden. Sterker nog, we zagen de top niet eens. Vol goede hoop begonnen we aan de klim, die erg steil begon. Na 2,5 uur waren we aangekomen bij een hoop stenen die zo gestapeld waren dat ze een soort baken vormden. Er hing een kastje aan met een logboek, dus we namen aan dat dit het hoogste punt was. Zoals voorspeld was er door de mist niets te zien vanaf de top. We tekenden het logboek en keerden teleurgesteld weer om.
De volgende dag gingen we op weg naar Loen. Voor de verandering negeerden we de voorgeschreven route volkomen en gingen we de weg die we zelf uitgestippeld hadden. Deze weg bracht ons naar de Trollstigen route, een klim langs een fjord dat bestond uit enkele steile stukken en gemene haarspeldbochten. Het uitzicht was fantastisch met het zicht in de diepte en de waterval aan de andere kant. Geen wonder dus dat het bovenaan barstte van de toeristen en daarom ook toeristische zooi in de souvenirshop. We liepen door tot boven de waterval en zagen de weg waar we eerder gereden hadden de diepte in kronkelen. We maakten de nodige foto’s en reden verder naar het Geiranger fjord, een geweldige ervaring! Toen ik voor deze vakantie het woord fjord hoorde, was dit wat ik voor me zag. Hoge bergen en diepe wateren leverden een mooi plaatje op.
De laatste excursie die we geboekt hadden was een pittige: we zouden gaan kajakken en gletsjerhiken, wat me leuk maar ook erg zwaar leek. We reden naar het verzamelpunt, waar we kennis maakten met onze gidsen Carlos en Mark (Argentijn en Nieuw-Zeelander. Doet wel wat af aan de ervaring), die ons als eerste een verklaring lieten tekenen waar kort gezegd in stond dat als we kwamen te overlijden, dat spijtig was, maar niet hun schuld. We reden een stukje achter de gidsen aan tot een dam, waar we parkeerden en de benodigde kajakmaterialen kregen. We kregen schoentjes, een reddingsvest, handschoenen en een rok. Die laatste kon je om de opening van je kajak vouwen zodat er geen water binnen kwam.
Wat volgde was een anderhalf uur durende tocht naar de voet van de gletsjer. Het kajakken ging best goed, was niet super zwaar en erg leuk om te doen. Met het zonnetje erop werd het nog goed heet ook. Het gletsjermeer, met aan het einde een dam, was schitterend en de bergen om ons heen ook. We stuurden langs de ijsschotsen in de richting van de gletsjer, waar we eerst onze eigen lunch wegwerkten. Omdat ik begrepen had dat we anderhalf uur zouden kajakken en de rest lopen, vroeg ik hoe ze de kajakken terug gingen brengen. “Niet, dat doen jullie” was het antwoord. Ok… apart.
Na de lunch kregen we allemaal stijgijzers onder gebonden en een harnas aan. We zetten de karabijn vast aan het touw dat klaar lag en vormden zo een rij van 10 personen achter Carlos. We kregen instructie over wat vooral niet te doen en liepen het ijs op. En eerlijk is eerlijk: dat was best tof! We liepen over de gletsjer naar interessante punten en gletsjerspleten terwijl we ondertussen uitleg kregen over de vorming van de het ijs en de gevolgen van het smelten ervan. Na een tocht van een uur of 2 waren we terug op de berg, waar we onze klimapparatuur inruilden voor inderdaad kajakspul want we moesten weer terug. Dat ging een stuk sneller dan heen! Voor m’n gevoel in nog geen uur waren we terug.
Een dag later, in Hemsedal, besloten we de volgende fysieke inspanning te leveren. We zouden een wandeling gaan maken in de omgeving. De gratis Hemsedalpas die we gekregen hadden gaf recht op 50% korting op het liftje dat de berg op ging. Als echte Hollanders zouden we hier gebruik van maken dus. Vanaf het bovenste liftstation was een mooie wandeling te maken naar de top “Totten”. Voordat we daar aan begonnen, namen we nog een kijkje bij de waterval in de buurt. Het viel me op dat alle watervallen waar we in Noorwegen langs waren gekomen, of we ze nu bewust zochten of ze gewoon langs de weg zaten, indrukwekkender waren dan de “meest indrukwekkende waterval van Finland” volgens het boekje.
Zo ook deze. Het water kletterde weer vrolijk naar beneden. Gelukkig stond er een bordje dat zwemmen onder de waterval afgeraden werd, anders hadden ze me niet kunnen tegenhouden hoor. Vanaf de zijkant zagen we het water tot zo’n 10 meter onder ons naar beneden vallen. We konden van de ene naar de andere kant lopen over een touwbruggetje dat er uit zag alsof het ons tegelijk niet ging houden. Uitgeprobeerd dus, viel mee.
Hier vandaan reden we, na het nemen van de onvermijdelijke foto’s, naar de lift. We kochten een kaartje en stapten in. Vele meters hoger stapten we weer uit en volgden we de blauw geverfde stenen. We klommen over een best wel leuke route naar boven, onderweg verdraaid veel Nederlanders tegenkomend. Dan noemen ze Alpe d’Huez de Nederlandse berg, maar dit was een goeie tweede. Na een flink stuk over rare stenen te hebben geklommen, waren we bij de top. We zouden hier volgens de organisatie een stempel kunnen halen waarmee we later bij de VVV een speldje konden (let op) kopen als bewijs dat je het gehaald had. Dat dacht ik dus niet! Gelukkig hebben we de foto’s nog. We banjerden terug naar beneden, het laatste stukje weer met de lift waarbij we het aloude “als hij niet zegt dat we moeten betalen gaan wij er ook niet om vragen” hanteerden om plaats te nemen.
Laatste stop voor onze terugreis was Oslo. Ik had de stedengids in de auto laten zitten dus het werd improviseren met een kaart en een rijke fantasie. We liepen naar het koninklijk paleis, langs het nationaal theater en een universiteit. We zagen het parlementsgebouw, de domkerk, het centraal station, operagebouw en het fort waarvan ik de naam even vergeten ben, maar wat best grappig was. Hier vandaan liepen we langs het raadhuis, waar de Nobelprijs voor de vrede ieder jaar uitgereikt wordt, en het Nobel vredescentrum. We hadden honger, dus kozen bij de leuke wijk Aker Brygge een mooi restaurantje uit. Bij wijze van laatste avondmaal kozen we gezamenlijk voor de walvisbiefstuk. Na een laatste rondje door de stad zat voor ons de reis er al weer op; de volgende ochtend wachtte ons alleen nog het inschepen en de lange bootreis terug naar Duitsland. Het was mooi geweest.
Geschreven door Yorrick van Bree