10-daagse rondreis Cuba
In mei/juni van het jaar 2000 hebben wij een tiendaagse rondreis door het Midden-Amerikaanse land...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Havana
(Cuba)
, B. Vinales
, C. Santa Clara
, D. Trinidad
, E. Santiago de Cuba
, F. Holguín
Periode: juli 2015
Vervoer: Vliegtuig en auto
Accommodatie: Hotels en bij mensen thuis
Organisatie: Riksja online
Het nieuws van de aangehaalde banden tussen de US en Cuba bevestigen wat we al vermoedden. Deze zomer hebben we daarom een rondreis door Cuba gemaakt met onze twee kinderen van 18 en 16. We wilden graag naar Cuba zolang het nog enigszins authentiek was en sinds Raúl Castro het stokje van Fidel had overgenomen waren er al steeds meer veranderingen aangekondigd.
We kiezen voor een 3-weekse autotrip vanuit Havana eerst naar het westen en vervolgens helemaal naar het oosten van Cuba. Op deze manier zien we Cuba op zijn breedst. En dan realiseren we ons meteen dat Cuba echt groot is. Het grootste eiland in de Cariben. Van west naar oost meet het land 1.250 km. Alsof je van Nederland naar Zuid-Frankrijk rijdt. De reisorganisatie Cuba-online, onderdeel van Riksja travel, helpt ons een mooie route uit te stippelen.
Vooraf zit onze grootste zorg bij het verkrijgen van Cubaanse valuta en hoeveel cash we mee moeten nemen. Het is handig om een deel van je geld in Euro’s mee te nemen; dollars worden niet geaccepteerd bij de wisselkantoren (CADECA’s). Maar het blijkt dat je ook heel goed geld kunt halen bij banken met een creditcard (Mastercard of Visa, geen Amex!). ATM’s zijn nog zeldzaam en werken vaak niet. Opvallend is dat je bij de banken een voor een wordt binnengelaten. Dus niet met het hele gezin tegelijk de bank binnen. Gewoon buiten wachten. Een ander punt van discussie met de kinderen is dat officieel smartphones met GPS het land niet in mogen. We nemen het risico en er wordt verder niet naar gevraagd. Bovendien zie je in Cuba redelijk wat smartphones op straat. Dit betekent echter niet dat er volop toegang tot internet is. De Cubanen halen een keer in de week hun e-mail op in speciale telecom winkels en hebben nauwelijks toegang tot internet. Wij ook niet. Als er al in een hotel internet is, dan is het heel traag en valt vaak weg. Voor ons maakt het niet zoveel uit, maar voor de kinderen is het toch wel een aderlating. Maar je wilt Cuba leren kennen of niet.
Dan de trip. Vanuit het vliegveld worden we in stijl in twee oldtimers naar het centrum van Havanna gebracht. Dat hebben we dan in ieder geval al meegemaakt. Mijn dochter en ik kiezen de roze Chevy uit 1958, terwijl mijn man en mijn zoon het ‘moeten doen’ met een rode Pontiac uit 1959. Rond elf uur ’s avonds komen we aan in ons hotel in het centrum van de stad. Ondanks de vermoeidheid toch nog even naar de Plaza Vieja. Meteen muziek en Cubaanse families die op een terrasje een grote biertap met elkaar delen. Havanna, wat een heerlijke stad. Je voelt je vanaf de eerste minuut in Cuba. De Cubanen zijn levenslustig en houden van plezier. De eerste dagen genieten we volop van de muziek die overal gespeeld wordt, maar de eerlijkheid gebiedt me om te zeggen dat ik na 3 weken dezelfde liedjes gehoord te hebben er wel een beetje genoeg van had. Maar in Havanna genoten we nog volop van de live muziek op terrasjes of in restaurants. Als je echter in wat kleinere plaatsen komt of een locale bar instapt word je echter aangenaam verrast door de muzikaliteit van de Cubanen. Ze jammen en dansen er op los. Heerlijke muziek dan.
Na 2 dagen verlaten we Havanna met onze huurauto, een gewone moderne Renault Fluence, over de Malecon richting het westen naar Vinales. Er is nauwelijks verkeer. De ‘snelwegen’ worden bevolkt door alles behalve snelverkeer. Fietsers, voetgangers, paardenkoetsjes en ossenkarren zorgen ervoor dat je soms alleen slalommend je weg kunt vervolgen. De enkele auto die we zien is een oldtimer in de meest schitterende felle kleuren. Als je een oldtimer liefhebber bent, kijk je hier je ogen uit. We maken een tussenstop bij Las Terrazas, voor een heerlijke lunch met Ropa Vieja, draadjesvlees. Een gerecht dat we nog veel zullen eten. Vlakbij zijn de Banos de San Juan. Wat we daar aantreffen is grandioos. Deze natuurbaden zitten helemaal vol met Cubanen. Hele families nemen een duik. Hoe vol het ook is er is best nog wel plaats voor een Nederlandse familie. Hier valt het ons voor het eerst op, maar we zullen het nog vele malen zien, hoe speels de Cubanen zijn. Volwassenen en kinderen duikelen over elkaar heen, er worden glijbanen gemaakt vanaf de kant.
Nabij Vinales komen we een ander Cubaans fenomeen tegen, de jineteras. Vaak in of vlakbij een stadje zijn er ‘hulpvaardige’ Cubanen, die je de weg willen wijzen. Meestal wijzen ze je echter niet naar waar jij naar toe wilt, maar naar een ander hotel, een restaurant of bij Vinales naar een tabaksfabriekje. De jineteras verdienen een paar centen met iedere klant die ze aanbrengen. Bij Vinales gaan we gewoon onze eigen weg en laten ons niet om de tuin leiden. Over tuinen gesproken, weldra staan we voor een van de mooiste uitzichtpunten in Cuba.
De Vinales vallei, een vruchtbare vlakte met ronde heuvels, zogenaamde mojotes. Deze vallei gaan we de volgende dag verkennen met een voor ons nieuw vervoermiddel, te paard. De paarden zijn gelukkig mak genoeg, maar je hebt wel echt het gevoel dat je paard rijdt. We hebben twee tussenstops. Een bij een boer die werkelijk allerhande vruchten verbouwt. De boeren worden nu aangemoedigd om meer gewassen te verbouwen dan de gebruikelijke tabak of suikerriet. We stoppen ook nog bij een tabaksboer, het is hier tenslotte de tabaksregio van Cuba. Hier roken we gezellig een sigaar en drinken een Mojito, een cocktail met rum, spuitwater en munt. Naast de Cuba Libre, de nationale drank en goedkoper dan (bron)water!
’s Avonds eten we in een familierestaurant (paladar). Eigenlijk zit je gewoon bij de mensen thuis. Er staan enkele tafeltjes en je kunt vaak een paar gerechten kiezen. Iedere keer dat we bij zo’n restaurantje gegeten hebben was het helemaal top. Lekker en vaak ook veel, met alle bijgerechten die ook nog geserveerd worden.
De volgende dag vervolgen we onze trip weer naar het oosten. Weer veel oldtimers, maar ook veel vrachtwagens volgeladen met mensen. Vervoer is nog een luxe, dus als je ergens naar toe moet, ga je gewoon liften. En het zou geen communistisch land zijn als daar niet wat op gevonden is. Als je een bepaald type nummerplaat hebt, betaal je minder belasting, maar ben je wel verplicht, andere Cubanen mee te nemen. Op drukke plaatsen staan er zelfs speciale ambtenaren in blauwe of gele jasjes te regelen dat de lifters in auto’s en op vrachtwagens meegenomen worden.
Op het schiereiland Zapata hebben we een casa particular geboekt. We slapen en eten bij mensen thuis. De mogelijkheden voor de burgers om dit te gaan doen zijn de laatste jaren enorm verruimd. Zo lang ze maar goed optekenen wie ze wanneer over de vloer hebben gehad, doet de regering niet moeilijk meer. Voor de Cubanen betekenen de restaurantjes en B&B’s een aangename extra inkomstenbron. Vooral omdat ze zo aan CUC’s, toeristengeld kunnen komen. Weer een Cubaans fenomeen. Er zijn namelijk 2 soorten geld in omloop: CUC’s of peso convertibles. Dit is toeristengeld en ongeveer 25x zoveel waard als het Cubaanse geld (Moneda National), de National Peso. Toeristen moeten toeristengeld hebben en Cubanen betalen met de nationale munt. Als toerist is het echter handig om ook wat Cubaans geld te wisselen, om inkopen te doen op een lokale markt of in een Moneda National restaurant te gaan eten. Deze restaurants zijn voor de plaatselijke bevolking en je kunt officieel alleen met Moneda National geld betalen. Het eten kost dan (bijna) helemaal niets. Met zijn vieren voor 8 Euro, waarvan 4 Euro drank! De Cubanen zijn echter dol op CUC’s omdat heel veel luxe artikelen alleen in CUC’s afgerekend kunnen worden. Dan komt meteen het wrange om de hoek. Een onderwijzer of dokter zal zijn salaris in Moneda National krijgen. Een taxichauffeur of gids, krijgt betaald in CUC’s en bovendien vaak een riante fooi van 2 CUC’s (10% van een gemiddeld maandsalaris!).
Onze eerste casa particular in Playa Larga is meteen een schot in de roos. De familie is uiterst gastvrij en we krijgen zoveel eten, dat we ons gewoon schamen dat we niet alles opkunnen. In het moerasgebied maken we een tocht met een natuurgids. Naast heel veel muggen, mega krabben en vleermuizen, zien we een aantal hele mooie vogels, zoals de trogon, de nationale vogel van Cuba, met heel toepasselijk de kleuren van de vlag in zijn verentooi.
Het is erg warm en we zijn blij dat we in een van de vele natuurlijke poelen, (cenotes) in het bos kunnen plonzen. Hier worden touwen over de bomen gehangen en men slingert zich in het water. Geen kinderen of pubers, maar volwassen mannen van een jaar of 45. Geweldig. Ik blijf me verbazen over de levenslust van deze mensen. En de zee is natuurlijk ook dichtbij. Heerlijk warm water, waar je goed kunt snorkelen. Niet zozeer heel mooi koraal, maar wel heel veel mooie vissen.
Na deze relaxte tussenstop, wordt het tijd voor een geschiedenisles. We willen de kinderen ook een stukje van de historie van Cuba laten zien. Dus op naar Santa Clara. De plaats van de revolutie. De stad waar Che Guevara zijn heldendaad verrichtte en een trein met regeringssoldaten liet ontsporen door met een shovel de rails te deformeren. De wagons zijn nu een monument, de Tren Blindado. In Santa Clara is ook een groot monument voor Che met zijn mausoleum en een klein museum met veel foto’s. In het mausoleum is er een kleine nis voor Che omringd door zijn andere gevallen kameraden. In het museum zie je hoe belangrijk Che voor Cuba is. Als je rondreist door Cuba zie je natuurlijk geen reclameborden, zoals in het ‘verfoeilijke’ westen. Wel zie je overal borden met leuzen en propaganda. Opvallend is dat dan meestal Che Guevara geëerd wordt en niet Fidel Castro. Daarnaast zie je ook voor ramen en dergelijke steeds weer foto’s van Che. Uit de foto’s en sfeer in het museum, blijft vooral bij dat Che Guevara heel erg geliefd is bij de Cubanen. De adoratie voor deze man is nog steeds heel groot, ook voor de mensen die nu meer vrijheid willen. Niemand spreekt kwaad over Che.
Naast deze monumenten is Santa Clara een gewoon provinciestadje. We overnachten en eten weer bij mensen thuis. Voor een drankje moeten we naar het centrale plein. Hier zit een bar, waar het hele stadje samenkomt. En er is muziek. Niet de gebruikelijke toeristenballades. Nee, echte muziek vanuit het hart. De muzikanten jammen er lustig op los en er wordt natuurlijk gedanst, op het terras buiten en op de stoep. Jong, oud, iedereen die zin heeft. Had ik al iets gezegd over de levenslust van de Cubanen?
Vanuit Santa Clara gaan we via Cienfuegos naar Trinidad. Was Santa Clara een provinciestad, Cienfuegos, ademt Franse chique met elegante gebouwen. Trinidad is een van de oudste stadjes en ziet er weer totaal anders uit met zijn wirwar van klinkerstraatjes. Spaans koloniaal zoals je het vaker vindt in Latijns Amerika. In ons gastgezin is 2 dagen geleden een baby geboren. We zien vooral de vader, die voor ons zorgt omdat moeder nog in het kraambed ligt, net onder onze kamer. De jonge vader is vooral moe. Dit geeft aan hoe dicht je echt bij de mensen bent.
In Trinidad gaan we mee met een fietstaxi tour. De gids neemt ons mee naar andere plekken, zoals de staatswinkeltjes, waar hij ons van alles vertelt over hoe de Cubaan omgaat met bonnen en de zwarte markt. In iedere straat houdt een lid van het buurtcomité de buurt een beetje in de gaten of er geen erge illegale praktijken plaatsvinden, echter zolang deze buurtcommissaris zelf nog een zwart handeltje heeft valt het wel mee. Leuk om zo een inkijkje te krijgen in het dagelijks leven.
’s Middags valt er nog van alles te verkennen in Trinidad. De binnenstad van Trinidad is oud en fraai, maar als je even iets buiten het historische centrum loopt zie je ook nog veel verwaarloosde panden en veel mensen die vooral om zeep bedelen.
Via de Valle de los Ingenios, met weer een schitterend uitzichtpunt over een vallei met van oudsher suikerplantages, rijden we een lange dag via Sancti Spiritus met zijn opvallende blauwe kerk naar Camaguey. We hebben moeite om de weg te vinden naar ons hotel el Colonial. En natuurlijk weer omringd door jineteras, die je naar een veel beter hotel willen brengen.
De volgende dag gaan we meteen weer verder naar een ander historisch hoogtepunt de Sierra Maestra. Via Bamayo, waar net een volksfeest aan de gang is. In een restaurantje worden we dit keer door een zwerver toegezongen. De oude man, heeft een duidelijk lievelingsliedje, Hey Jude van de Beatles. Na Bamayo duiken we het berggebied in. Tot nu toe waren de wegen nog redelijk. We moesten wel alert zijn op grote gaten, maar door het weinige verkeer konden we goed uitwijken. Nu moeten we zoeken naar asfalt tussen de gaten. Heel langzaam komen we vooruit. Daarbij zijn de wegen vaak ook nog bijzonder steil. En als dat nog niet genoeg is, loopt ook nog al het vee gewoon op de weg, varkens, geiten, kippen, schapen, koeien en kalkoenen.
We overnachten in Villa Santo Domingo, in huisjes aan een bergbeekje, waar we verkoeling zoeken en visjes aan onze tenen knabbelen. Gratis beautybehandeling. Dochter maakt schitterende opnames van de kolibries die hier rondvliegen. De paarden lopen op het terras. Een heerlijk oord van kalmte. We komen echter voor het oude hoofdkwartier van Castro’s rebellen. Met een jeep gaan we de steile weg (40%) omhoog, daarna volgt een heerlijke wandeltocht naar de Comandancia de La Plata. Eerst passeer je nog een afgelegen boerderij met schitterend uitzicht. Deze boerderij fungeerde als voorpost van waaruit de rebellen gewaarschuwd konden worden bij ongewenst bezoek. De Comandancia bestaat uit een verzameling hutten, Castro’s hut, een ziekenhuisje waar Che noodzakelijke ingrepen uitvoerde, hij was opgeleid arts, en een klein museumpje. Ook is er een hut met Radio Rebelde van waaruit de revolutie verkondigd werd. Het voelt als een bijzondere plek. Sfeervol en de basis waar geschiedenis is geschreven.
Na dit rustige oord is Santiago de Cuba de volgende stopplaats. Hier is volop leven. Op de weg erheen bezoeken we nog even de Basilica del Cobre met de Virgen de la Caridad del Cobre, een Maria met kind die door velen vereerd wordt in Cuba. Ook voor het Castillo del Morro maken we een kleine omweg. Dit fort biedt een schitterend uitzicht op de kust. De bewaker weet echter dat het fortrestaurant gesloten is en regelt een mannetje die ons aflevert bij een visser wiens vrouw de verse vis tot een ware delicatesse omtovert. Het uitzicht over de baai met het eilandje Cayo Granma, maakt het eten alleen maar smaakvoller. Bij het fort terug na de uitgebreide lunch, blijkt het restaurant gewoon open. We hebben in dit geval echter helemaal geen spijt dat we in de val van deze jineteras zijn gelopen.
In Santiago de Cuba overnachten we zoals zoveel toeristen in het hotel Casa Grande midden op het Centrale plein. Hier kunnen we ook de auto gewoon parkeren. In Cuba staan overal parqueaderos. Mensen die tegen betaling je auto bewaken voor 1 of 2 CUC’s per nacht. Soms is het een opa die de hele nacht bij je auto zit, soms zijn de parqueaderos wat professioneler en hebben een legitimatie. Voor ons heeft het echter een groot voordeel. Je parkeert meestal de auto voor de deur en je weet dat er niets mee gebeurd. Geweldig toch. Slaapt toch wat geruster. Als je bezuinigt op de parqueaderos moet je niet gek opkijken als bij terugkomst je spiegels of banden zomaar weg zijn.
Op het bankgebouw tegenover ons hotel zien we dat het om 10 uur ’s ochtends al 37 graden is. Puf, we moeten ons toch wel even opladen om weer een stad te gaan bezichtigen. Af en toe trekken we ons terug voor een drankje op een terrasje of het dakterras van de Casa Grande met een heerlijk uitzicht.
Van Santiago is het nog een etappe naar Baracoa, in het oosten. We laten Guantanamo met zijn Amerikaanse basis rechts liggen en rijden langs de zuidkust. De rotskust en het blauwe water schreeuwen om een stop en als we hier ook nog een lekkere (moneda national) lunch kunnen eten klopt weer alles. Vanuit het zuiden leidt la Farola, een goed onderhouden weg naar Baracoa aan de noordkust. Gelukkig is de weg goed want hij slingert de pas over. Het landschap is weer heel anders en adembenemend mooi. Hier zijn koffie- en cacaoplantages. Je kunt heerlijke chocolade kopen (hebben we toch wel gemist) en cuchuruchos, geraspte kokosnoot met suiker verpakt in palmblad. Een heerlijke versnapering. Want hoewel je heerlijk eet in Cuba, is er bijna niets aan zoetigheid voor tussendoor te koop. Ook worden schelpenkettingen van de kleurrijke Polymitaslak aangeboden. Hoewel bijzonder mooi, weten we dat we dit niet mogen kopen, omdat de slak met uitsterven wordt bedreigd.
Baracoa is de oudste stad van Cuba, in 1512 gesticht door Diego Velazquez. In de kerk wordt het kruis van Columbus tentoongesteld. Je vindt hier veel houten huizen, de vergankelijkheid heeft zijn werk gedaan en de stad noopt tot fotograferen. De sfeer is ontspannen en ’s avonds is het feest bij de Casa de la Cultura, waar ik zelfs met een Cubaan op straat de salsa dans. Ik geloof mezelf niet, ik ben besmet door de Cubaanse levenslust!
In Baracoa vind je ook nog overblijfselen van de Taino cultuur in de Cueva del Paraiso, waaronder een skelet van het opperhoofd die nog tegen de Spanjaarden heeft gestreden. De natuur rondom Baracoa mag er ook wezen. Het ligt aan de voet van de tafelberg El Yunque in het westen. Wij gaan echter naar het oosten, bezoeken een cacaoplantage en bevaren de Yumuri rivier die hier door een indrukwekkende kloof voert. Hier is het heerlijk om een duik te nemen. Even verderop blijkt het rustige strandje aan zee toch niet zo rustig. Het dorpje verderop is wel een rustoord. Een van de bewoners zit heerlijk op zijn gitaar te spelen aan zee. Zijn twee kleinkinderen zingen mee, terwijl de varkentjes rond hem heen naar voedsel zoeken.
Onze laatste etappe voert langs de noordkust naar een heus all-in resort aan de noordkust. De eerste 50 km van de lange weg is in de loop van de jaren zijn asfalt verloren. Het wegdek varieert van diepe kuilen waar we tussendoor laveren naar een soort keienstrook dat voelt als schuurpapier, waar je alleen maar heel rustig overheen kan rijden. 20km/uur is onze topsnelheid! Echter we hebben geen enkele lekke band gehad, wat gerust een wonder mag heten. Zeker als we de verhalen van andere toeristen mogen geloven. Een stel had zelfs 5 lekke banden gehad!
Ons resort ligt aan de Playa Pesquero. De zee en het strand zijn schitterend en we hebben het verdiend om even te relaxen. Echter zo’n all inclusive resort is niets voor ons. Gelukkig kunnen we nog het Chorro de Maita bezoeken, een vindplaats van 108 Taino skeletten.
Vanuit Holguin vliegen we weer naar Havana. Nog 2 dagen in deze stad die ons nu als gegoten zit, we voelen ons geen toeristen meer maar struinen als oude bekenden door de stad. We hebben tijdens ons reis wel wat geleerd. Hoewel de Cubanen het zeker niet gemakkelijk hebben, maken ze wel een feest van het leven. Dat is wat ons het meest bij blijft van deze heerlijke reis.
Geschreven door Annette Akkerman