Wandeling in de Dogonvallei
Het is ochtend, en het ontbijt is weer vrij standaard, stokbrood met jam. Deze ochtend hebben we...
Bekijk verhaal
Bestemming:
A. Bamako
(Mali)
, B. Sikasso
, C. Sévaré
, D. Dogon-vallei
, E. Konna
, F. Timboektoe
, G. Sévaré
, H. Djenné
, I. Ségou
, J. Bamako
Periode: januari 2004
Vervoer: Vliegtuig
Accommodatie: Hotel
Organisatie: Baobab
Om 8 uur in de ochtend komt de taxi om mij naar het station te brengen. In Doetinchem stap ik op de trein. Via Arnhem en Utrecht reis ik per trein naar Schiphol. Alles zit mee, dus ik kom mooi op tijd op Schiphol. Daar heb ik nog genoeg tijd een beetje rond te lopen en alles te bekijken. Om half 2 's middags vertrekt het vliegtuig, via een overstap in Parijs landen we rond kwart voor 9 in de avond op het vliegveld van Bamako in Mali. Op het vliegveld staat Bernadette van Baobab mij en de andere reizigers van de groep al op te wachten. Ze blijkt mij te herkennen van mijn website, die ze onlangs bekeken heeft. Eenmaal bij het hotel krijgen we een drankje ter kennismaking. Daarna volgt er een briefing, wisselen we geld en maken met de reisgroep kennis met elkaar.
Op mijn website had Bernadette gelezen over mijn interesse voor bijen. Zelf blijkt ze hier ook geïnteresseerd in te zijn, en ze heeft daarom naar een imker in de buurt van het hotel geïnformeerd. Om half 11 rijden we er met een lokaal stads-busje heen. De reis was al een hele belevenis, want zulke stads-busjes zitten altijd bomvol. De lokale bevolking neemt van alles mee in de bus: stoelen, naaimachines en zelfs kippen.
Bij de bijenhouderij staat iemand ons op te wachten, hij blijkt Mamadou te heten. Hij was niet echt een imker, maar meer de persoon die de honing en was opkoopt, verwerkt en verkoopt in allerlei winkels. Daarnaast zorgt hij ook voor de promotion van de bijenhouderij. Mamadou wordt ook wel 'Docteur Abeille' genoemd. Dit omdat hij ook medicijnen maakt van honing, was en kruiden. Hij vertelt er nog even bij dat de medicijnen goed voor de gewrichten en de potentie van de man zijn. Dan laat Mamadou zien hoe tamarinde honing gemaakt wordt. Het blijkt heel simpel te zijn: een wasbol tamarinde-peulen 7 dagen in de honing laten trekken. Ik heb wat van de honing meegekregen voor thuis. Er blijkt hier maar één soort honing te zijn, namelijk 'miel du terroir'. Mamadou is nu bezig dit te veranderen door middel van voorlichtingen.
Na alle uitleg is het de bedoeling om per motor naar de bijen te gaan. Echter moeten we nog even geduld hebben. Na even gewacht te hebben krijgen we wat te eten aangeboden. Het blijkt rijst met vlees en pindasaus te zijn, erg lekker. Als we het eten op hebben blijkt Mamadou gereed te staan met de motor. Helaas kan er maar één persoon mee met de motor, en ik ben de gelukkige. Onderweg gaan we nog langs een paar winkels om de honing te bezorgen. We rijden door het landschap heen en Mamadou toont mij diverse traditionele bijenkorven, zoals een uitgeholde boomstam, een korf gevlochten van riet, een oude ijzeren bus en een korf in de vorm van een koker. Daarnaast zijn er ook enkele nieuwere bijenkasten en hier komen er steeds meer van. Tot tevredenheid van Mamadou.
De manier van imkeren is hier in Mali totaal anders dan bij ons in Nederland. Hier in Mali plaats de imker ergens een kast en geeft dit een lekkere geur mee met kruiden en rook. En dan maar wachten tot er een zwerm bijen in vliegt. Dan gaan we weer terug. Onderweg brengen we nog een bezoek aan het dorp van Mamadou. Iedereen kent hem hier en hij is ook in dit dorp geboren en getogen. Het blijkt dat Mamadou erg trots is dat hij een Nederlander rond mag leiden, want hij stelt mij aan iedereen voor. Het dorp is nog erg traditioneel met huizen van leem, stoffige weggetjes, veel kinderen en naar mijn mening mooie vrouwen. Mamadou heeft hier ook nog een huisje met groentetuin, die hij regelmatig onderhoud. Hij vertelt dat hij het onderhouden ook vaak laat doen door zijn buurjongen. Na het bezoek aan het dorp van Mamadou vervolgen we de terugweg. Rond een uur of 5 wordt ik bij het hotel afgezet. Ik bedank Mamadou en wens hem succes met zijn project.
Tijdens de maaltijd worden we verblijd met traditionele lokale muziek. Dit wordt echter niet door iedereen gewaardeerd. Dan roept Bernadette ineens dat er bezoek is voor mij. Het blijkt Mamadou te zijn die speciaal voor mij een aantal flesjes honing, een potje tamarinde honing en wat medische zalf komt brengen. Volgens mij heb ik wel een goede indruk achtergelaten bij Mamadou. Hiermee wordt voor mij een mooie geslaagde dag afgesloten. Enkele anderen denken dat dit voor mij wel eens de mooiste dag van de reis zou kunnen zijn. Ondanks dat het een mooie dag geweest is hoop ik toch wel dat de mooiste dag van de reis nog moet komen.
Vandaag staat de reis naar Sikasso op het programma. Sikasso is een redelijk grote stad in het zuiden van Mali. Naarmate we meer naar het zuiden komen wordt het landschap steeds groener en er ontstaat meer neerslag. Er zijn ook veel rijstvelden in dit gebied. Onderweg maken we een stop bij een dorpje. Onze reisorganisatie, Baobab, heeft een afspraak met dit dorp dat er door de reizigers een vrijwillige bijdrage gegeven wordt, zodat er vrij rondgelopen en gefotografeerd kan worden zonder dat er de hele tijd om een fooi gevraagd wordt.
Het dorp is nog erg traditioneel en de huizen en opslagplaatsen zijn allemaal van leem gebouwd. De opslagplaatsen zijn iets van de grond af gebouwd, ter bescherming tegen vocht en ongedierte. De vrouwen in het dorp zijn druk bezig met het stampen van het graan. Na dit bezoek wordt onze reis naar Sikasso vervolgd. Onderweg stoppen we nog in een klein dorpje voor een lunch. Er blijkt dichtbij een slachthuis te zijn waar de slagers in de buitenlucht schapenvlees verkopen. Dit is voor ons wel even wennen en we vinden het onhygiënisch met al die vliegen er omheen. Echter zijn de dieren in de ochtend geslacht worden ze 's middags verkocht en 's avonds bij de maaltijd geserveerd. Daardoor is er maar een korte periode, waardoor het vlees bederft zou kunnen raken.
Eenmaal in het hotel in Sikasso aangekomen gaan we direct weer op pad om wat van de lokale cultuur te bekijken. Het blijkt een grot te zijn die gevestigd is in een massa van rotsen. Erg interessant is dat er veel vleermuizen leven. Ook leeft er één of andere gek. Verder dient de grot als een animistisch offerplaats en een islamitisch pelgrimsoord. We wurmen ons door de nauwe spleten tussen de rotsen en beklimmen de rots. Het kost wel wat moeite, maar het resultaat is een schitterend uitzicht.
In de ochtend brengen we een bezoek aan het dorp N'gorodougou. Dit is een traditioneel dorp die bewoond wordt door de Senoufou, een volk die erg bezig zijn met geesten. In de beleving van de Senoufou heeft alles een geest. Ook geloven ze dat er veel boze geesten zijn, die geweerd moeten worden door middel van allerlei soorten magie.
Rondom N'gorodougou, en de akkers, is een muur van leem gebouwd ter bescherming tegen de muzelmannen. Na een paar honderd jaar staan er nu nog steeds grote delen van de originele muren. Dit komt omdat deze muren het niet begaven als het regende. Door magische spreuken stopte de regen net voor de muur en begon weer na de muur. Ook heeft de muur de islamitische veroveraars tegen gehouden. Echter waren twee Franse kanonnen en een spion teveel voor de muur. Tegenwoordig is de islam hier in dit dorp wel doorgedrongen, maar veel traditionele waarden bestaan er nog steeds.
Er komt een jongen van ongeveer 12 bij mij met een aardappel. Hij legt uit hoe ze hier de aardappels poten. Het belangrijkste detail van het verhaal is dat je op moet letten dat er bij het in vieren snijden van de aardappel op elk stuk minimaal één 'oog' zit. Daarna loop ik wat door het dorp en ga de wasplaats en de akker bekijken. Een klein jochie loopt mee. Op de akkers worden in het droge seizoen veel aardappels en groente verbouwt, en in het natte seizoen verbouwen ze er rijst. De irrigatie van de akkers wordt vanuit putten met de hand gedaan. Deze putten liggen meestal zo'n 7 of 8 meter uit elkaar, zodat het water toch over het gewas gegooid kan worden zonder veel te hoeven lopen. Er gaat veel arbeid in zitten, maar het is wel bijzonder effectief.
In de middag is er nog een tocht naar de watervallen van Farako gepland voor de liefhebbers. Niet iedereen gaat mee, maar ik wel. Op weg naar de watervallen maken we ook nog even een stop bij de enige belangrijke theeplantage van Mali. De plantage heeft een oppervlakte van wel 100 hectare en ziet er prachtig groen uit. Er wordt verteld dat tijdens het plukken er wel 800 mensen aan het werk zijn op de plantage. Eenmaal bij de waterval aangekomen blijkt dat er nog water is. We hadden verwacht dat ze wel droog zouden staan. Er stroomt ook een rivier bij waar je heerlijk door de bedding kunt wandelen. Ook bevinden zich een aantal akkers langs de rivier, erg handig voor de bevloeiing natuurlijk. Ik zie een boer die aardappels aan het poten is, en maak een kort praatje.
In de avond heeft de organisatie speciaal voor ons een band ingehuurd. Het blijkt een band te zijn die ons de hele avond van moderne Malinese muziek voorziet. Tijdens het muziek maken wordt er ook door dansers gedans, en iedereen van de groep wordt ook bij de dans betrokken. Niet iedereen vond dit even leuk en de meesten van de groep waren ook erg moe, met als resultaat dat ik en Bernadette als enige overbleven.
Vandaag staat er een lange reis naar Sévaré op de planning. Onderweg stoppen we in Kimparana om een traditionele markt te bezoeken. De markt is erg kleurrijk en je kunt er mooie foto's maken. Na Kimparana gaan we naar Kasadougou, dat een prachtig onaangetast Bobo-dorp blijkt te zijn. Vooral de graansilo's van leem zijn erg bijzonder. Mooi om te zien is dat bij elke stam de graansilo's zijn eigen vorm hebben. In Kasadougou zijn de silo's vierkant. Aan de voorzijde van het dorp is er een groot meer. Hier wordt veel leem gewonnen en verwerkt tot stenen. Na dit bezoek aan Kasadougou zetten wij de reis voort. Via Mopti bereiken we Sévaré.
De overnachting vindt plaats in Sévaré, in een hotel dat waarschijnlijk het beste van de omgeving is. Er zijn in het hotel behoorlijk veel zeer jonge vrouwen die klandizie proberen te trekken. Wij kunnen ons dit niet voorstellen in een goed hotel, maar goed hier zal het waarschijnlijk wel bij de cultuur horen. Eén van de groepsgenoten was schijnbaar te nieuwsgierig en is bezweken voor de charmes van de zeer jonge meiden. Op dit opmerkelijke detail na is het hotel verder prima. De kamers zijn goed, het eten redelijk en het bier staat koud!
Vandaag gaan we met een aantal gidsen in kleine groepjes door Mopti heen. Het is een oude stad die gelegen is bij de samenkomst van de rivieren de Niger en de Bani. Van oorsprong is Mopti een Bozo-dorp. De Bozo was een vissersvolk. Pas in de Franse tijd is Mopti gegroeid tot belangrijke havenstad. Opvallend is de Grote Moskee, deze is bijzonder karakteristiek en van leem. Een beetje jammer is dat het bovenste gedeelte bepleisterd is met cement. Het ziet er niet uit. In Mopti is het er veel bedrijvigheid: op drie plaatsen is er markt, een traditionele scheepswerf, veel traditionele ambachten en veel aanvoer van vis. Omdat het hier vrij islamitisch is merk je goed dat er hier anders over Osama bin Laden gedacht wordt. We zien zelfs mensen met een t-shirt met daarop Osama bin Laden afgebeeld.
We gaan een drankje drinken in bar Bozo, met een prachtig uitzicht over de rivier. We zien veel mensen die druk bezig zijn met vissen. Vanaf kleine bootjes worden er netten in het water gegooid en vrij snel weer opgehaald. Het blijkt wel weer dat de Bani een rivier is die over veel vis beschikt, want elke keer komen er kilo's vis naar boven. Behalve het vissen worden er ook rammen in de rivier gewassen. Dit doen ze om de beesten er goed uit te laten zien voor de verkoop.
's Avonds genieten we van een maaltijd in het hotel. Na het eten ontmoeten we Ismaïl, de gids die ons zal begeleiden tijdens de reis door het gebied van de Dogon. Hij vertelt ons al direct enthousiast over het ontstaan van het volk.
Een korte samenvatting:
"Ongeveer 700 jaar geleden in de omgeving van Bamako, verlieten zo`n 150 mensen hun volk. Deze mensen wilden hun voorouders meenemen, dus daarom werden de graven open gemaakt. In één graf werd een slang gevonden en deze werd ook meegenomen. Daarom wordt de slang door de Dogon nog steeds als heilig beschouwd. Ook werd er in zakken leem meegenomen voor hun fetisj, een soort amuletten. De Dogon nemen altijd van de oude fetisj een beetje leem af om dit als basis te gebruiken voor de nieuwe fetisj. Dit doen ze omdat zo de geest van de fetisj mee overgaat. Het gebied waar de Dogon zich vestigde werd oorspronkelijk bewoond door de Tellem, die waarschijnlijk naar enig aandringen vertrokken zijn. Ook de verschillende manieren van leven zullen aan dit vertrek bijgedragen hebben. Want de Dogon zijn intensieve landbouwers en de Tellem extensieve verzamelaars."
Morgen staat voor ons de excursie naar de Dogon-vallei. We kunnen dan met eigen ogen zien hoe deze traditionele stam in het gebied leeft. Ik ben benieuwd!
De volgende ochtend gaat de trip naar de Dogon-vallei beginnen. Via Bandiagra dalen we langs de falaise af naar het plaatjes Bankass, dat gelegen is in de Dogon-vallei. Wat later op de middag wandelen we naar een traditioneel Dogon-dorp. Tijdens de tocht vertelt onze gids Ismaïl het één en het ander over de Dogon. Zo ook over het werk wat de vrouwen allemaal doen:
- om 5 uur in de ochtend opstaan
- water uit de putten van meters diep halen
- hout bij elkaar zoeken en vuur maken
- het eten verzorgen
- graan malen
En de mannen dan? Op het gebied van rolverdeling zijn er niet heel veel verschillen met Nederland. De Dogon is een volk van landbouwers en de mannen zorgen voor het zaaien en het oogsten. Daarnaast zorgen ze voor de bouw en het onderhoud van de gebouwen. Wel is er binnen het Dogon volk een verschil in kasten. Zo heb je de landbouwers, de timmerlieden en de smeden. De smeden staan hoog in aanzien en de zonen van een smid zullen ook automatisch smid worden. Het volk van de Dogon leeft in grote families. Eén zo'n familie varieert in grootte tussen de 30 en 50 personen. Een Dogon-dorp bestaat dan weer uit 4 van zulke families. Een interessante eerste kennismaking met het Dogon volk. De aankomende dagen zullen we verder rondreizen door de Dogon-vallei en vast nog veel meer van dit traditionele volk te weten komen.
Tijdens het avond-eten vertelt Ismaïl nog het één en het ander over de samenleving van de Dogon. Zo worden de meisjes al vanaf de geboorte gekoppeld aan een huwelijkspartner voor de toekomst. Wanneer ze acht jaar zijn moeten ze 45 dagen afgezonderd leven en krijgen voorlichting over het zijn van een vrouw en hoe ze zich moeten gedragen binnen het huwelijk. Hoewel het verboden is in Mali worden deze meisjes ook nog steeds vaak besneden. Ook voor de jongens geldt er zo'n ritueel. Wanneer een jongen 10 jaar wordt dan wordt hij besneden en moet daarna ook 45 dagen in afzondering leven. Dit doen ze om de jongens te begeleiden naar volwassenheid. Door alle verhalen van Ismaïl komen we erg veel te weten over het volk van de Dogon.
Vandaag brengen we een bezoek aan het dorp Teli. Dit dorp is gelegen aan de voet van de falaise de Bandiagra. Dit dorp bevond zich oorspronkelijk een stukje hoger en in de rotswand. Daarboven zijn nog steeds huizen, schuren en de graven van de Tellem. Net zo als de Tellem, die voor de Dogon in het gebied woonden, gebruikt de Dogon de gebouwen ook als graven. Vol bewondering voor de bouwwerken op en in de rots klimmen we naar boven. Iedereen vraagt zich af hoe de Tellem de hoge bouw lagen hebben kunnen bereiken. Het antwoord van Ismaïl luidt: Magie. De Tellem spuugden in de handen, riepen een spreuk en klommen zonder moeite naar boven. Of een andere mogelijkheid was langs touwen naar boven klimmen en met touwen weer naar beneden laten zakken.
De reden voor de Dogon om in de rotswand te vestigen was om de islamisering tegen te gaan. Dit lukte, maar in de loop van de tijd is de islam toch binnen weten te dringen. Dit is ook wel te zien. In Ende staat een grote moskee gebouwd van leem. Naast deze moskee bevindt zich er ook een moderne kerk. De Dogon hanteren een mix van nieuwe religies met oude tradities, rituelen en magische krachten.
Rond een uur of 12 komen we in Ende. We hebben er een wandeling van een uur op zitten. Daarom rusten we na het middageten wat uit. Daarna wandelen we naar een nabij gelegen dorpje. In dit dorpje is nog één van de laatste hogons te vinden. Een hogon is een soort priester en leider die leeft in zijn paleis die op hoogte tegen de falaise aanligt. De hogon komt nooit meer beneden, omdat zijn begrafenis ritueel al plaats gevonden heeft en hij dus eigenlijk al ten dode opgeschreven is. Wij gaan naar boven om te kijken of hij ons in ontvangst wil nemen.
Het blijkt dat Ismaïl een neef van de hogon is, en ze zijn zichtbaar blij elkaar weer eens te zien. De hogon wilt ons ontvangen, maar we mogen hem niet aanspreken of aanraken. Ismaïl vertelt ondertussen kort hoe de hogon verkozen wordt. Daarna geeft de hogon een demonstratie hoe een pijp aangestoken kan worden met een stuk ijzer, vuursteen en katoen. De demonstratie zal haast mislukken, want zijn kleed vliegt bijna in brand! Gelukkig gaat het allemaal goed en de hogon bedankt ons voor de komst en wenst ons een goed reis terug naar beneden. Ook vraagt hij God om ons te behoeden. Zoals verwacht komen we allemaal weer heelhuids beneden.
Ismaïl vertelt dat hij ook nog een oom met een bijenhouderij heeft. Ik mag kiezen een bezoek aan de bijenhouderij of aan een schooltje. Geen moeilijke keuze voor mij en om 7 uur in de ochtend vertrekken we naar de bijenhouderij. De oom, Ibraïm genaamd, heeft in totaal acht bijenkorven. Eerst gaan we naar een boom waar twee korven zijn. Eentje is er helaas leeg. Voor de gelegenheid laat Ibraïm deze zakken. Hij klimt de boom in, gaat langs de volle korf en laat de lege korf aan een touw zakken.
Ibraïm vertelt hoe de honing uit de korf gehaald wordt: de bijen worden rustig gehouden met rook, de deksel wordt eraf gehaald en dan de honing eruit gesneden. De lege korf zal worden gerepareerd en weer met kruiden-rook ingeblazen worden. De korven moeten namelijk lekker ruiken voor de bijen om een zwerm te lokken. Zo gaat dit overal in Afrika. Na de uitleg neemt Ibraïm de korf mee naar huis om deze te repareren en prepareren.
Als ik weer terug naar ons kamp loop merk ik op dat er een feest aan de gang is. De kok die voor ons de maaltijden verzorgd komt uit dit dorp en een paar dagen geleden is zijn vrouw van een dochter bevallen. Het blijkt dat vanochtend de plechtigheid waarbij de baby een naam krijgt gevierd wordt. Ik heb de plechtigheid gemist, maar maak wel mee dat er een schaap ritueel geslacht wordt voor het feest. Ook overhandigt Bernadette een enveloppe met een bijdrage van onze reisgroep aan de kok en zijn vrouw. We hebben voor een aardige bijdrage gezorgd, dus het kind mag wel een Nederlandse naam krijgen. Dan wordt de naam bekend gemaakt: 'Fatima Amalia'. Toch nog een beetje Nederlands met Amalia. Gisteravond schijnt er ook al flink gefeest te zijn en waarschijnlijk duurt het feesten nog wel een aantal dagen.
Na de plechtigheid gaan wij met onze groep een bezoek aan de school brengen. Vol verbazing kijken we rond. Het blijkt dat er maar 6 docenten zijn die les geven aan 592 kinderen. De leerlingen krijgen verdeeld les. Eén deel krijgt in de ochtend 3,5 uur les en het andere deel in de middag. Wij hebben wat schriften, pennen en andere nuttige artikelen meegenomen. Dit wordt door de school meer dan gewaardeerd! De directeur van de school vertelt wat over het schoolsysteem. Vanuit onze groep wordt gevraagd of alle leerlingen de lessen die in het Frans gegeven worden wel verstaan? De directeur antwoordt met: “nee, maar we proberen de leerlingen wel het Frans te leren”. Door de docenten wordt vanaf het begin al Frans gesproken tegen de leerlingen, die vrijwel alleen een locale taal gebruiken.
Vandaag gaan we naar Begnimatou dat boven op de rand van de falaise gelegen is. We zullen dus moeten klimmen. Onderweg er na toe komen we nog bij een dorpje die bewoond wordt door makers van manden. We bekijken wat manden, maar volgens mij is het maar één soort die in diverse maten gemaakt wordt. Mooi om te zien is dat het werk verdeeld wordt, de één maakt de basis en de ander vlecht de bodem. En zo heeft iedereen een taak om te werken aan de productie van de manden. We zien ook nog hoe er een koe ritueel geslacht wordt in het dorp.
We lopen verder en het gaat langzaam omhoog. De tocht gaat door een kloof waar ook water stroomt. De rotsformatie die gevormd zijn, zijn prachtig om te zien. Dan is er in eens een vlak stuk land waar groente, uien in het bijzonder, verbouwt wordt. Eenmaal boven op de falaise bestaat het landschap vooral uit kale en ruwe rotsen. Het dorp wat hier ligt is redelijk afgelegen, en daarom wordt het beetje toerisme wat er is erg gewaardeerd door de inwoners. Blijkbaar zijn de inwoners christelijk, want het dorp beschikt over een rooms-katholieke kerk. Vandaar dat er hier ook varkens gehouden worden, christenen mogen dit.
Als de avond aanbreekt maken we, samen met Ismaïl, een wandeling door het dorp en gaan naar de rand van de afgrond. Schitterend uitzicht. De vlakte die we zien loopt door tot in Burkina Faso, het land waar Bernadette woonachtig is. Burkina Faso is slechts 100 kilometer hier vandaan, maar toch redelijk onbereikbaar. Als we verder lopen komen we langs een huisje waar de maskers opgeslagen liggen. Deze maskers worden gebruikt tijdens de beroemde en traditionele maskerdans. Morgenavond zal deze dans voor ons opgevoerd worden. Het opslag huisje is voor de Dogon heilig en we mogen deze plek niet betreden. De Dogon hebben veel van deze plekken, dus daarom moet er ook altijd een gids mee. Zo krijgen we geen moeilijkheden met de lokale bevolking.
Later die avond gaat Ismaïl weer verder met informatie verschaffen over de Dogon. Dit keer vertelt hij wat over de maskers: "Op een dag vindt een meisje maskers. Ze merkt dat de maskers leven en een geest bezitten. Ze vertelde het aan haar vader, maar die geloofde dit niet. Nadat ze het vier keer vertelt had, werd zij gelooft. (Bij de Dogon is het normaal dat een meisje iets vier keer moet vertellen voor ze geloofd wordt. Jongens hoeven iets maar drie keer te vertellen). De vader ging met het meisje mee en zag met eigen ogen dat het verhaal waar was. Vervolgens had het meisje constant last van menstruatie en ze stierf toen ze 15 was. Sindsdien worden de maskers geëerd en in leven gehouden tijdens bijzondere en speciale gelegenheden."
Deze ochtend werd speciaal voor ons het maskerdansen gehouden. Geheel volgens de traditie wordt 's ochtends vroeg op de sacrale plaats het ritueel opgevoerd. De dans wordt opgevoerd door mannen die hiervoor speciaal zijn aangewezen. De dansers gebruiken de traditionele originele maskers. Wanneer een danser het masker op zet is hij niet meer zichzelf, maar de geest van het masker. Ik vind het hele ritueel behoorlijk indrukwekkend, maar af en toe heb ik wel het gevoel dat het niet meer dan een showtje is.
Als de opvoering afgelopen is gaan we naar de weg waar de busjes gereed staan. Echter moeten we nog wel drie kwartier lopen voor we er zijn. Inmiddels is onze bagage er ook gearriveerd. De dragers hebben de bagage op hun hoofden naar de busjes gebracht. Vanaf de weg komen we al vrij snel weer op het gewone wegennet en gaan richting Mopti.
In deze periode is er in Mali maar weinig landbouw te zien. Alleen op plaatsen waar er water in de buurt is, zijn er landbouw activiteiten. Dit water is nodig voor de landbouw en wordt dan ook intensief gebruikt. Bij Sikasso zagen we al dat er aardappels verbouwd werden en ook hier in de buurt van Mopti worden er diverse groenten verbouwd. Op de akkers zijn vooral uien, tomaten en pepers te vinden. Het water wordt met behulp van kalebassen uit een bron gehaald en over de planten gegoten.
Eenmaal in het hotel in Mopti zoekt iedereen zijn bagage en levert de was in. Ik doe een poging tot internetten, maar dit gaat niet optimaal. Ik ga op tijd slapen, want morgen is het de bedoeling om al om 5 uur 's nachts weg te rijden naar de boot.
Stipt om 5 uur vertrekken we. Na een rit van 60 kilometer bereiken we het plaatsje Konno, gelegen aan de rivier de Niger. In het donker gaan we op zoek naar het bootje dat ergens aan de oever moet liggen. Al snel zien we het bootje door de oranje reddingsvesten die er bij liggen. We laden alles in, en maken ons klaar voor 2,5 dagen op pad met de bootjes.
Het is een wereld van verschil op het water. Het is veel koeler, het landschap is groener, er zijn veel moerassen en er vliegen veel vogels in het rond. Aan het begin is de rivier redelijk smal, maar een stukje verder komen we op Lac Debo. Dit is een meer waar de Niger doorheen stroomt.
Voor onderweg hebben we genoeg eten bij ons. Boven de kombuis bevindt zich zelfs een krat met levende kippen er in. Als een volleerd slager gaat Bernadette aan de gang en slacht de kippen. Het lijkt wel of dit haar dagelijkse werk is, en wie weet misschien is dit ook wel zo.
Tijdens de tocht over het water bezoeken we ook diverse dorpjes aan de oevers. In het eerste dorpje blijkt een doofstom jongetje te wonen. Bernadette vertelt dat dit jongetje altijd de taak van gids op zich neemt. Hij blijkt ook erg slim te zijn, want ik vraag hem bij zijn huis met handen en voeten wat hij leert op school. Volgens mij begrijpt de jongen mij, want hij pakt zijn boeken en toont schei- en natuurkunde lessen en opdrachten. Ik sta vol verbazing. Zoiets verwacht je niet in een afgelegen dorpje in Mali!
Het blijkt dat de jongen privé-les krijgt van een Nederlander die in dit dorp woont. Ook komt de jongen uit een belangrijke familie. En natuurlijk is hij gewoon hartstikke slim. Helemaal gezien de manier waarop hij als gids groepen toeristen door het dorpje weet te leiden. Misschien is deze jongen wel de persoon die als leider Mali uit de armoede kan halen!
Voordat we ergens het kamp op gaan bouwen bezoeken we nog een Peul-familie. De man des huizes is met de schapen op pad, de vrouw des huizes is de was aan het doen in de rivier en de dochter is bezig met 5 witte rammen bij elkaar te houden. Deze rammen zullen later met een bootje opgehaald worden voor de handel. Het huis van de familie ziet er eenvoudig uit. Er bevindt zich ook een door takkenbossen afgezet stukje land waar honderden jonge lammetjes zich bevinden. Deze lammetjes blijven namelijk altijd thuis als de schapen het veld in moeten. De lammetjes zijn aan het blaten en wachten op de melk. Ook is er zo'n zogenoemde kraal waar er een dikke laag droge mest ligt. Deze laag is minstens een meter hoog! Dan varen we nog een stukje door en gaan aan wal. Daar maken we een kamp om de nacht door te brengen. Het is er niet te warm en lekker rustig, dus ik zal heerlijk slapen.
Langs de rivier de Niger en de grote binnen-delta, de rivier heeft veel vertakkingen en komen pas bij Timboektoe weer samen, blijken veel bijzondere vogels te leven. Zo spot ik onder andere veel malachiet-ijsvogels, een lepelaar, zilver reigers, koe reigers, purper reigers, blauwe reigers, visarenden, karmijnrode bijeneters en heel veel aalscholvers. Dan zien we op de wel enorme heuvels. Dit blijken termietenheuvels te zijn, sommigen van wel 8 meter hoog. Het zijn enorme bouwwerken, en waarschijnlijk zijn deze zo hoog om bij hoogwater te blijven bestaan.
Langs de overs zien we veel bevolking van de Peul-stam met grote kuddes geiten, schapen of koeien. Op diverse eilandjes liggen Bozo-dorpjes. De Bozo zijn vissers en leven daarom dicht bij het water. De eilandjes zijn meestal aardig laag gelegen, dus zullen deze in de natte tijden overstromen. De Bozo stammen verlaten deze eilandjes dan, vandaar ook dat de dorpjes er bijzonder armoedig uit zien. In de middag roept iemand van de groep ineens: "hippo, hippo!". En het blijkt dat er inderdaad twee nijlpaarden langs de oever van de zon lagen te genieten. Door het geschreeuw plonzen de beesten met schrik het water in.
Afgelopen nacht hebben we nogmaals in het wild gekampeerd op een zandstrand. Inmiddels varen we in de buurt van de stad Timboektoe. Onderweg meren we aan bij een Bozo-familie. Deze familie leeft van de visvangst en verbouwen zelf wat rijst en groente. Ik vind het nog steeds bijzonder om te zien dat deze mensen in onze ogen erg arm zijn, maar in hun eigen omgeving een prima leven leiden.
Dan bereiken we Timboektoe. Een legendarische stad gelegen in de woestijn. Van Timboektoe wordt wel eens gedacht dat de stad alleen in de Donald Duck bestaat, maar Timboektoe bestaat werkelijk. Deze stad was in de middeleeuwen zelfs een belangrijke handelsstad. Ook was Timboektoe een belangrijk islamitisch centrum. In de stad bevond zich een universiteit, die in zijn beste dagen beschikte over 25.000 studenten. Jammer genoeg is er niet veel meer van over, maar toch straalt Timboektoe nog steeds veel historie uit. Er zijn nog veel oude moskeeën en bibliotheken. Alle gebouwen in de stad zijn van leem en moeten onderhouden worden, wat blijkbaar niet mee lijkt te vallen.
In Timboektoe bevinden zich diverse bibliotheken die samen beschikken over ongeveer 700.000 manuscripten. Deze manuscripten zijn allemaal handgeschreven en zijn zo'n 7 à 8 eeuwen oud. Voor Europese begrippen is dit een onvoorstelbare hoeveelheid. Jammer genoeg zijn de meeste van de manuscripten in een slechte staat. En ook niet alle eigenaren willen meewerken aan een vakkundig beheer van de manuscripten. Gelukkig zijn er ook redelijk wat exemplaren die in een schitterende staat verkeren. Het is wel jammer dat de meeste bibliotheken niet toegankelijk zijn voor toeristen, zodat we de manuscripten niet kunnen bekijken.
Eenmaal in het hotel blijkt niet iedereen tevreden te zijn met de hotelkamers. Er zijn een aantal wat betere kamers en een aantal wat mindere. Besloten wordt om de kamers te verloten. Ik krijg samen met Hans een wat betere kamer. Wel fijn, nu hebben we tenminste een wc en een douche. Niet iedereen legt zich hierbij neer en er wordt wat heisa geschopt. Dan blijkt dat er nog genoeg betere kamers beschikbaar zijn. Deze zijn echter alleen nog te verkrijgen tegen een hogere prijs. Enkele leden van de groep betalen bij voor een betere kamer. Ik vind het maar jammer dat er zoveel heisa om geschopt wordt. Gelukkig delen de meesten van de groep de mening dat je dit soms kunt verwachten in een land als Mali.
Samen met drie anderen van de groep besluit ik een gids te huren voor een rondleiding door Timboektoe. De gids vertelt veel over de geschiedenis en hoe gevaarlijk Timboektoe vroeg was voor westerse mensen. Pas vanaf de 18e eeuw zijn er Europeanen richting Timboektoe gekomen. Er was wel eens wat gehoord over Timboektoe in Europa, maar er was nog nooit iemand geweest. De meeste westerse ontdekkingsreizigers waren al gedood voordat ze het legendarische Timboektoe bereikte. De uit Schotland afkomstige ontdekkingsreiziger Laing heeft als eerste de stad bereikt. De Peul was niet zo geliefd op christenen. Daarom werd Laing ook vermoord toen hij wilde vertrekken om verslag te doen over Timboektoe.
De uit Frankrijk afkomstige René Caillié lukte het wel om als eerste Europeaan terug te keren uit Timboektoe. Dit deed hij in het jaar 1828, maar toen was Timboektoe zijn belangrijke status al enigszins kwijt geraakt. De Fransman werd gevolgd door Heinrich Barth uit Duitsland. Deze ontdekkingsreiziger kwam in het jaar 1853 in Timboektoe en bleef er 8 maanden. Barth was de eerste die voor gedetailleerde beelden van de stad zorgde. Uit zijn schetsen is gebleken dat Timboektoe sindsdien geen grote veranderingen ondergaan heeft.
Tijdens deze verhalen van de gids wandelen we door Timboektoe en aanschouwen mooie gebouwen en moskeeën. Alles is opgebouwd uit leem. We zien ook de bekende Sankoré moskee/universiteit. Jammer genoeg mogen wij als westerlingen dit gebouw niet betreden. Een stukje verder komen we bij de Djinguereber moskee. Dit is de enige moskee in Mali waar ook niet-moslims een bezoek aan mogen brengen. Wij gaan er naar binnen en bij de deur trekken wij onze schoenen uit. Het is er een beetje donker en dat is wel even wennen, aangezien buiten het zonnetje aardig fel schijnt. Het is een bijzonder bouwwerk en ik vind het prachtig eens zo'n moskee van binnen te zien!
Wat gelijk opvalt is het grote aantal pilaren waarmee het gebouw gevuld is. Omdat de moskee volledig van leem gebouwd is, wat natuurlijk niet erg sterk is, zijn de pilaren nodig om het dak te ondersteunen. We mogen zelfs het dak op. Tussen de prachtige minaretten door hebben we een mooi uitzicht over Timboektoe. De gids vertelt nog een aantal legendes over deze moskee.
's Avonds heb ik nog even gebruik gemaakt van het internet ergens in de stad. Ik blijf het bijzonder vinden internetten in Afrika. Gelukkig ging het hier in Timboektoe wel sneller dan in andere plaatsen. Nog een opmerkelijk feit aan Timboektoe is de agressieve manier van het proberen te verkopen van souvenirs. Verkopers blijven maar achter je aan lopen om artikelen te verkopen. Ik begin het erg irritant te vinden en vind het dus ook niet erg dat we morgenvroeg zullen vertrekken uit de stad.
Toch kan ik het niet laten om een souvenir te kopen. Ik koop een soort zilveren bijl, dat vroeger gebruikt werd om blokken zout mee te hakken. Het is geen oud voorwerp, maar wel erg origineel. Volgens de mensen hier kan ik het gebruiken om thuis een ijsblok mee kapot te hakken. Op de markt zie ik een kraampje waar werktuigen van zout en steen verkoopt. Deze zijn ver in de woestijn gevonden. Ik vind dit erg origineel en koop een kleine vuistbijl.
Vandaag zal in het teken staan van een lange dag reizen naar Sévaré. Om 6 uur 's ochtends zal de eerste pont over de Niger gaan, dus staan we om half 5 al op. Eenmaal aangekomen slaapt de kapitein blijkbaar nog, want de pont gaat nog niet. Pas om half 7 vertrekt de pont. De vier auto's waarmee wij op pad zijn passen precies op de pond en na ongeveer drie kwartier varen komen we aan de overkant. We zien de zonsopkomst en de wolken zorgen voor een prachtig gezicht.
Op weg naar Djenné stoppen we bij Douentza om de markt te bezoeken. Bij Douentza is het een knooppunt van verschillende wegen. De marktkooplui komen dan ook overal vandaan om hun producten te verkopen. De markt ziet er bijzonder kleurrijk uit.
Als je een lange tijd met elkaar optrekt kunnen er ook wel eens enkele irritaties of ruzies optreden. Dit is nu ook in Sévaré het geval. Eén persoon is van mening dat hij en zijn vrouw door Bernadette te kort gedaan zijn bij de indeling in de auto's en dat anderen altijd van alles voor elkaar krijgen. Ik vind het een beetje triest dat om zoiets kleins moeilijk gedaan wordt. Bernadette voelt zich gekwetst door deze beschuldiging. Ik kan me dit ook best voorstellen. Bernadette doet er werkelijk alles aan om alles zo goed mogelijk te verzorgen. Het akkefietje wordt later wel bijgelegd, maar het heeft nu wel de stempel op de sfeer gedrukt.
Vandaag gaan we de stad Djenné bezoeken. Deze stad staat bekend om de Grote Moskee, het hoogtepunt van de leem-architectuur. We komen er pas 's middags aan, en dan blijkt er markt te zijn. Deze markt is nog kleurrijker en drukker dan die van Douentza. Allerlei verschillende soorten volken staan er met kraampjes diverse producten te verkopen. Ondanks de verschrikkelijke hitte van vandaag zijn er toch veel mensen op de been.
Op het terras van het kampement is het door het afdak nog wel redelijk te doen. Maar als ik dan in de zon op de bagage moet wachten gaat het mis. Ik begin beroerd te worden, gigantisch te zweten en krijg braakneigingen. Gelukkig duurt het niet lang en kan ik naar mijn koele kamer. Ik ga even op bed liggen om bij te komen en neem nog een ORS, maar mijn ingewanden waren al van slag. De hele middag blijf ik slap en futloos. Aan het einde van de middag gaat het weer wat beter en loop even naar de markt en bekijk de Grote Moskee. Morgen hoeven we pas om 10 uur te vertrekken dus ik heb de hele avond nog om uit te rusten.
Later vernemen we van een groep Amerikanen dat een man uit hun groep, onder andere door de hitte, onwel is geworden. Hij blijkt diezelfde dag nog overleden te zijn. Ik schrik van dit verhaal en het zet me erg aan het denken. Gelukkig viel het dan bij mij nog allemaal mee!
De volgende ochtend is er nog genoeg tijd om Djenné te bezichtigen. Ik voel me al veel beter dan gisteren en het is ook weer wat afgekoeld buiten. Ik loop nog wat door de straten en zie dat het licht mooi valt op de moskee. De straten zijn overigens hier redelijk vuil en onhygiënisch. Ook zijn er overal open riolen, dus het stinkt verschrikkelijk. Dit kan echter ook niet veranderd worden, aangezien de gehele stad op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Het valt mij ook op dat er veen koranscholen zijn hier in Djenné. De jongens op deze scholen doen niet zo heel veel, ze dreunen voornamelijk koran verzen op en schrijven deze over op plankjes. Wel gebeurd alles ins het Arabisch, wat voor de meesten in Mali een redelijk onbekende taal is.
Voordat we vertrekken bezoeken we het huis van Ton van der Lee, een cineast en schrijver uit Nederland. Hij heeft onder andere de boeken Solitaire en Zandkasteel geschreven. Zandkasteel gaat over het huis dat Ton van der Lee hier in Mali aan de Bani heeft gebouwd. Het huis wat wij nu bezoeken. Het huis is inderdaad mooi gelegen en je kijkt ver uit over de rivier heen. Ton zelf is helaas niet aanwezig, maar hij was gister al in het kampement om ons voor vandaag uit te nodigen.
Na dit bezoek gaan we richting Ségou. Via de pont gaan we weer de Bani oversteken. Ze kennen hier geen veer-stoep, dus je moet met je auto vanaf het strand de pont oprijden. Meestal lukt dit wel, maar soms gaat het ook mis. Ook bij ons tweede busje gaat het mis, hij blijft vastzitten in het zand. Gelukkig liggen de touwen al klaar. Met veel mankracht en goed gas geven schiet het busje los en komt op de pont. Hij zal er bijna zo aan de andere kant weer afschieten!
Eenmaal aan de overkant vervolgen we onze rit naar Ségou. Onderweg stoppen we nog bij een aantal prachtige Baobabs. Het zijn echt gigantisch grote bomen. Het mooie is dat er ook nog 7 bijen korven hangen. Ik zie ook bijen vliegen, dus er heeft zich ook een zwerm genesteld in één van de korven. Na deze korte stop bereiken we Ségou, op het gebied van grootte de tweede stad van Mali. In totaal wonen er in Ségou ongeveer 90.000 mensen.
De oorspronkelijk plek van Ségou is 10 kilometer verderop gelegen en werd ergens in de 17e opgericht door de Bambara. Het plaatsje werd de hoofdstad van het koninkrijk Ségou en kreeg veel macht. In het jaar 1861 werd Ségou veroverd door de Toucouleur en werd bij hun rijk gevoegd. In het jaar 1890 was er weer een grote verandering. Toen werd de stad door de Fransen totaal verwoest en op een andere plek naar hun wensen opnieuw gebouwd. Voor de Fransen was het nieuwe Ségou erg belangrijk. Tegenwoordig beschikt de stad over veel koloniale gebouwen. Het oude Ségou werd prachtig beschreven in het boek Ségou van Maryse Condé, maar van deze stad is helaas niets meer over behalve de beschrijvingen in het boek.
Wanneer je bij Ségou naar het noorden gaat kom je al snel het grote irrigatieproject Office du Niger tegen. Het project heeft al met wat tegenslagen te kampen gehad. Zo was er mismanagement en corruptie. Het project is weer succesvol geworden door de hulp van Nederland en Frankrijk. Het project was een flinke investering, maar Mali heeft nu tenminste een eigen voedselvoorziening en zorgt zelfs voor wat export!
Dan komen we bij het hotel. Gezien de verschillende accommodaties die we al gehad hebben is dit een topper. Het is een perfect hotel, misschien zelfs wel luxe te noemen. Er is een prachtig zwembad, de kamers zijn compleet, alles zit vast en is schoon en er is warm water!
Vanochtend gaan we met een bootje, een pinasse, naar Kalabougou. Kalabougou is een dorpje waar er veel potten gebakken worden. De tocht over het water duurt ongeveer een uurtje en we genieten van de prachtige natuur en de vele vogels. Dan komen we bij Kalabougou en al snel wordt duidelijk dat dit dorp verschrikkelijk veel potten produceert. De productie verloopt industrieel gestructureerd en wordt door de vrouwen uitgevoerd. Het pottenbakken behoort namelijk tot de kaste van smeden en daar hebben de vrouwen het recht om dit uit te voeren.
Wij bekijken het pottenbakken. Er wordt ons duidelijk gemaakt dat de productie van het pottenbakken door zestien families uitgevoerd wordt. De structuur wordt ook snel zichtbaar, want er wordt gewerkt met een duidelijke taakverdeling. De één bereid de klei voor, de ander maakt de potten en weer een ander maakt schotels of deksels. De potten worden gemaakt door het gebruik van mallen. Er wordt klei om zo'n mal gedaan en later wordt er nog een bovenrand opgemaakt. Alle werkzaamheden zijn op elkaar afgestemd, omdat het daadwerkelijke bakken alleen op vrijdag en zaterdag gedaan wordt. Iets buiten Kalabougou worden er ook stenen gemaakt. Ze worden hier zelfs in ovens gebakken tot baksteen. Redelijk bijzonder in Mali.
Wat ook opvalt ten opzichte van andere dorpen in Mali is dat er hier niet gebedeld wordt. Dit komt omdat er door de dorpsoudste ingevoerd is dat toeristen entree moeten betalen om het dorp te bezichtigen. Erg slim, zo hebben de toeristen geen last van het gebedel en verdient het dorp een extra centje aan de toeristen.
Dan gaan we weer terug naar Ségou. We moeten weer de rivier over. Iedereen van onze groep is vol verbazing over de kleine bootjes die afgeladen vol als veerpont dienen. Bijna overal is de rivier redelijk ondiep. Dan zien we een man enkele honderden meters door de rivier lopen om als nog in een bootje te komen. Eenmaal aan de overkant duiken we nog even het centrum van Ségou in. Ik koop hier nog een aantal schitterende Afrikaanse wandkleden. Het einde van deze prachtige reis begint nu wel echt dichtbij te komen. Morgen zullen we alweer terug vliegen!
Om half 8 in de ochtend begint de reis naar Bamako. Onderweg zien we veel mensen die met hun koopwaar onderweg naar de markt zijn. Ik verbaas me nog steeds over de manier van transporteren hier. Van alle manier kom je hier tegen: een schaap op de rug of op de bagagedrager van de fiets, geiten met touwen vastgemaakt op het imperiaal, soms zitten er zelfs mensen op het imperiaal of kippen die vastgeknoopt langs de vrachtwagen hangen. We zagen zelfs één auto die wel erg afgeladen vol zat met: brandhout, meubels, teilen en emmers, zakken meel, een koe, schapen, geiten op het dak, kippen langs de zijkant en verschillende mensen overal tussen...
In Bamako hebben we geluk, want we kunnen op het kantoor van Air-France al voor-inchecken zodat we de instapkaarten al hebben en de bagage al weg is. We hoeven op het vliegveld dan alleen nog door de douane. Nu hebben we nog tijd het één en ander in Bamako te bezoeken.
Ik ga samen met een paar anderen naar het Nationale Museum in de stad. In het gedeelte over archeologie staat het Tellem-volk centraal. Er is in de jaren '60 en '70 veel onderzoek geweest naar dit mysterieuze volk. Het Tellem-volk is langzamerhand verdwenden door de komst van de Dogon in hun gebied. Onder andere de universiteit van Utrecht is met dit onderzoek erg druk geweest. Ik vond het erg interessant om deze expositie te zien.
Dan hebben we in Bamako nog een afscheidsdiner, waarna we naar het vliegveld vertrekken. Dan gaat alles eigenlijk heel snel. Op het vliegveld nemen we afscheid van Bernadette, die een prima reisleider was. 's Nachts vliegen we naar Parijs en daarna nog een korte vlucht naar Amsterdam. Op Schiphol nemen we afscheid van elkaar en iedereen gaat naar zijn of haar familie die allemaal al staan te wachten. En dan is er toch echt een einde gekomen aan een prachtige en fijne reis door Mali!
Reis is gemaakt door Dick.